Het Besluit 27 november 2007

Het Besluit 27 november 2007

Agendapunt 2: onderzoek Museumbrand

 

Bijdrage Kees Kraanen

 

 

 

Voorzitter, leden van de raad.

 

Ik wil beginnen met een woord van waardering voor alle hulpverleners, brandweer en politie, die zich op 22 oktober hebben ingezet om een nog grotere ramp voor onze binnenstad te voorkomen. Maar vanavond praten we vooral over zaken die het beleid betreffen: hoe beoordelen wij het uitgevoerde onderzoek door het bureau B en A, vinden wij dat de organisatie van politie en brandweer is toegesneden op een ramp zoals die zich op 22 oktober voordeed, kunnen onze burgers blijven vertrouwen op de wijze waarop de gemeente hun veiligheid garandeert?

 

Voorzitter,

 

het was moeilijk deze bijdrage voor vanavond voor te bereiden. Bijna dagelijks werden wij geconfronteerd met nieuwe informatie over de oorzaak van de brand en de wijze waarop de bestrijding daarvan werd aangepakt.

Terecht besloot het college om een rapport te laten opstellen. Het zou echter van wijsheid hebben getuigd wanneer het college bij de opdrachtverstrekking op zijn minst de fractievoorzitters had betrokken. Via een omweg heeft de raad kennis kunnen nemen van de opdracht. Nu kunnen wij slechts achteraf zeggen: over de beperktheid van de opdracht zijn wij niet gelukkig.

 

Laat ik duidelijk zijn: binnen het kader van de opdrachtverstrekking heeft B en A een correct rapport afgeleverd. Maar de opdracht die het college gaf, klopte niet. Het college stelde zich defensief op en reageerde daarbij in feite vooral op eerste reacties vanuit de bevolking. Van echte waarheidsvinding was geen sprake. Dit blijkt op z’n minst uit de vele feiten die na het uitkomen van het onderzoeksrapport boven tafel zijn gekomen. Deze feiten hadden, door een betere opdrachtverstrekking, onderdeel moeten zijn van een onderzoeksrapport.

 

Voorzitter,

 

wat de BPA, en vele burgers in de stad, ernstig heeft gestoord was het optreden van de burgemeester bij de presentatie van het onderzoeksrapport. Op basis van een beperkt rapport vond zij het noodzakelijk om een belangrijk deel van de schuldvraag bij de burgers te leggen. Die hadden gefaald omdat zij alleen maar foto’s maakten en niet belden met 112. De burgemeester kondigde zelfs een actie aan om onze burgers op dat punt beter op te voeden. Ik neem aan dat zij de onzinnigheid van deze opmerkingen intussen inziet!

Haar opmerkingen hebben talloze reacties opgeroepen. Veel van deze reacties handelden over feiten die bij ons grote vraagtekens oproepen over het functioneren van de alarmcentrale. De BPA vraagt zich af of een alarmcentrale die in de provinciehoofdstad is gevestigd en mogelijkerwijze daarbij door schaalvergroting ernstig is verbureaucratiseerd, nog in staat is om vertrouwen bij burgers in onze stad te verstevigen.

 

Voorzitter,

 

vraagtekens stelt de BPA ook bij het politieonderzoek. Ook staat de vraag of het onderzoek te oppervlakkig was en of de opdracht daartoe te beperkt is geweest. Vaststaat dat het politieonderzoek bij velen het vertrouwen in de deskundigheid binnen de politieorganisatie op de tocht heeft gezet. Recente publicaties wekken bij de BPA de indruk dat veel gegevens die met name vanuit de burgers in onze stad zijn aangereikt, onvoldoende zijn onderzocht.

Voor de politie lijkt hetzelfde te gelden als bij de opdracht aan het bureau B en A: er wordt weliswaar voldaan aan de minimale formaliteit, maar echt zoeken naar de waarheid, het verzamelen van ervaringen en waarnemingen die omwonenden en anderen burgers in onze stad hebben opgedaan, heeft in onvoldoende mate plaatsgevonden. Dat vinden wij kwalijk!

 

Voorzitter,

 

bij velen in onze stad heeft de mening postgevat dat het gemeentebestuur – en dan met name de burgemeester – een zwartepietenspel richting de burgers heeft geleverd en dat getracht wordt zaken in de doofpot te deponeren. Als voorbeeld mag daarbij dienen hoe is omgegaan met de vraag: wie werkte er aan het gebouw. Het is een verkeerde zaak dat pas via een omweg, en mede door schriftelijke vragen van de BPA, er een waarheid boven tafel is gekomen die niet zonder consequenties mag blijven. Het zwartepietenspel, de doofpot en het geheimhouden van informatie die uiteindelijk toch boven tafel is gekomen, heeft grote schade veroorzaakt in het vertrouwen dat burgers in hun overheid moeten kunnen hebben.

 

Voorzitter,

 

ik moet mij beperken in de tijd. Ik kom daarom, zoals de spelregels binnen deze raad voorschrijven, tot mijn stellingen. Met deze stellingen presenteert de BPA tevens een zestal moties die aansluiten op wat ik hiervoor heb gezegd:

 

Stelling 1;

Het onderzoek van B en A roept meer vragen op dan zijn beantwoord;

 

Stelling 2:

Omwonenden en andere burgers in onze stad zijn ten onrechte tot zondebok gemaakt;

 

Stelling 3:

De rol en verantwoordelijkheden van SRO moeten nader worden onderzocht;

 

Stelling 4:

de bereikbaarheid van onze historische binnenstad vergt aanpassing in de organisatie van onze hulpdiensten en bij het beschikbaar materieel;

 

Stelling 5:

Werken in de openbare ruimte moeten beter worden afgestemd op de noodzakelijke bereikbaarheid voor hulpdiensten – verkokering binnen de gemeentelijke organisatie moet worden doorbroken, onder meer door betere communicatie;

 

Stelling 6:

De bij de bouw van de Meridiaantunnel naar voren gebrachte wens om deze tunnel toegankelijk te maken voor hulpdiensten moet in daden worden omgezet.

 

Ik dien hierbij de aangekondigde moties in.